November 2016.
Het schoot niet op. Eigenlijk is dat de korte samenvatting van het eerste deel van mijn bevalling. Ik deed zo mijn best om alles uit de cursussen die ik had gedaan in de praktijk te brengen. Niet verzetten tegen de pijn, visualiseren hoe mijn lichaam zich opent voor Niek, dingen denken als ‘deze wee brengt me weer dichter bij de ontmoeting met Niek’, me concentreren op de rust tussen de weeën. Maar er was geen rust tussen de weeën. Wat op zaterdagochtend 29 oktober om zeven uur begon, was iets waar ik geen golven, pieken of dalen in kon herkennen. Het was een constant gevoel van ongemak en pijn. Ik kon niet liggen en rusten en ook niet zitten. En ik had die rust zo hard nodig. Ik voelde me al ruim een week niet lekker (blaasontsteking, gevoel dat ik griep kreeg) en sliep amper. Ik dacht die ochtend nog: níét nu, alsjeblieft niet nu. Ik ben zo moe. Soms leek er wel een soort piek in de pijn te komen. Dat timede ik en dat was eerst iedere zeven minuten en al snel iedere vijf minuten. Om twee uur ’s middags gingen we naar het ziekenhuis met de taxi. Een superlieve taxichauffeur deed extra voorzichtig bij de drempels (‘ik heb drie keer zo’n ritje gemaakt met mijn vrouw’) maar bracht ons toch razendsnel naar het WKZ. Op de verlospoli kwam het fijne bericht: heftig hoor die weeën van je en we geloven echt wel dat het pijn doet, maar het is nul procent effectief. Geen ontsluiting.
Een vroege start. Een valse start. Weer naar huis? Even afwachten nog? Wat al snel duidelijk werd voor iedereen: Elsbeth moet slapen. Ik was compleet uitgeput. Ik wilde zo graag even liggen en m’n ogen dicht doen, al was het maar een minuut. Maar ik kon niet. De pijn hield niet op. Er werd iets geregeld: ze gingen me laten slapen. Met een slaapprikje en nog een pijnstillend prikje. Het wachten daarop duurde afgrijselijk lang. Ik kreeg de prikjes. Het was elf uur ’s avonds geloof ik. Jelmar ging weer naar huis. Het resultaat zou waarschijnlijk zijn dat ik eindelijk eens een nacht goed zou slapen en dat de volgende ochtend alles opgehouden was en ik naar huis kon. Ik dommelde weg. Eindelijk. Een uur of zo denk ik. Ik werd met een schok weer wakker. Het slaapmiddel zei: slaap! Maar de pijn kwam er keihard doorheen. ‘Euh… heb je dit de hele tijd al? Door die prikjes heen?’ vroeg een verpleegkundige die even kwam kijken en zag hoe ik zuchtte, kronkelde en kreunde. Er werd iemand gehaald en hoe-f*ing-ra, ik had drie centimeter ontsluiting. Door de ontspanning was er toch iets op gang gekomen.
Dat was het begin. Wat volgde was een nacht die één grote verzameling warrige momenten is waar ik me af en toe weer flarden van herinner en die ik hier niet ga opschrijven. De nacht eindigde met een ruggenprik en wee-opwekkers. En eigenlijk met dezelfde conclusie als de dag ervoor: het schiet niet op. En dan was de klok ook nog eens een uur achteruit gegaan.
Om drie uur die vorige middag, toen ik net in het ziekenhuis was, zei een verpleegkundige: mijn dienst zit erop. Ik ben er morgen weer, maar ik zie jou niet meer want dan ben jij al lang thuis met je baby. En die volgend ochtend zei ze: wat krijgen we nou! Wat doe jij nog hier? Tja, dat begon ik me ook af te vragen. Hashtag #waarblijftniek.
Ineens viel mij door de pijn- en ruggenprikroes iets op. Er was meer activiteit in de kamer dan ervoor. Mensen liepen wat vaker heen en weer, er werd iemand bijgehaald, er klonken meer bliepjes en piepjes, er werd mij gevraagd op mijn linkerzij te gaan liggen. En op mijn rechterzij. En nog eens links. En toen de woorden die dit tergend trage gedoe dat al ruim 24 uur gaande was in een stroomversnelling brachten: er is iets met de hartslag van de baby…
Wordt vervolgd…