November 2016.
Er zit een man tussen mijn benen met een rietje in zijn mond. ‘Vvvnnn mmmmpfffnnn’, zegt hij. Wat ik niet versta, want hij heeft een rietje in zijn mond. ‘Dat je even moet meepersen,’ vertaalt een verpleegkundige. Het is poging drie van een mbo, een micro-bloedonderzoek. Met een koker met een mesje eraan, maken ze een krasje op Nieks hoofd. Het bloed dat daar uit komt, wordt met behulp van het rietje weer ergens in gespuugd en vervolgens onderzocht. Tenminste, dat is de bedoeling. Nieks hoofd ziet er inmiddels uit als een anti-aanbaklaag van een pan waar iemand met een vork in heeft lopen roeren, maar ook de derde persoon die dit probeert, krijgt niet genoeg bloed om het onderzoek te doen.
Nieks hartslag daalt telkens als ik een wee heb. Tot onder het rode lijntje. Hij herstelt zichzelf wel weer steeds, maar dit is natuurlijk niet de bedoeling. Toch is er bij mij geen angst of paniek. De artsen kijken immers ook niet echt paniekerig en z’n hartslag doet het steeds weer.
Achteraf gezien denk ik dat ik te erg in een verdovingsroes zat om bang te worden. Ik had door de ruggenprik een paar uur heerlijk gelegen en een beetje geslapen. Ik voelde me nu, zo’n 27 uur nadat de weeën begonnen, superfit en uitgerust en hoewel ik bleef steken op vijf centimeter (iemand zei ook een keer ‘zes’ maar dat was denk ik om mij aan te moedigen want daarna was het weer vijf), had ik er weer alle vertrouwen in en was de complete pijnwanhoop die ik eerst voelde verdwenen. Nog een paar uur die weeën opvangen (die ik heus wel voelde door de ruggenprik heen maar veel minder dan eerst) en dan zou ik precies doen wat ze zeiden met persen en dan zou Niek er zijn. Ergens in de middag of zo. Leek me een puik plan.
Maar mijn plan gaat mooi niet door, aldus de man die het rietje in zijn mond had. Al voor het onderzoek had iemand iets gezegd over een keizersnee. Maar alleen in het uiterste geval, als laatste optie, als dit onderzoek niet lukt of als de uitslag slecht is. Ja, ja, dacht ik. Zo’n vaart zal het niet lopen. Natúúrlijk wordt het geen keizersnee.
In mijn hoofd zit er vijf minuten tussen de tijd dat er voor het eerst iemand ‘keizersnee’ zei en er ineens superveel haast was om mij naar de ok te krijgen voor de daadwerkelijke operatie. In werkelijkheid was dat een uur – want dat rietjesonderzoek zat ertussen – en waren er allerlei lieve mensen van het WKZ die mij troostten en vroegen of ik goed begreep waarom we een keizersnee gingen doen. Gek hoe de tijd voor jezelf vervormt bij zoiets. Hoewel er eerst slechts sprake was van ‘misschien een keizersnee’, ging het op het laatste moment toch heel snel. Het ging gebeuren en wel nu meteen. Geen paniek bij de artsen, wel ineens heel veel haast.
Op zondag 30 oktober, om 10.17 uur werd Niek uit mijn buik getild. Supergezond. Niets mee aan de hand. We waren alleen maar extatisch blij. Pas toen ik drie dagen later thuis was, kreeg ik ineens heel sterk het gevoel dat ik helemaal niet was bevallen en ik nog iets af moest maken. In nachtmerries en flashbacks kwamen er allerlei fragmenten van het weekend terug die ik compleet was vergeten. Dolblij was ik met het resultaat (een gezonde baby die het fantastisch doet). In shock was ik, door de manier waarop het was afgelopen. Want de keizersnee deed wél pijn, kwam voor mij superonverwacht en was iets waar ik me totaal niet op had voorbereid. Alsof ik een auto-ongeluk had gehad. Zo voelde ik me. Ook bleven er heel veel vragen over wat er nou precies aan de hand was geweest met Niek en waarom het een keizersnee werd. Hoe gingen we nou van rustig een paar onderzoekjes proberen en ‘misschien een keizersnee maar waarschijnlijk niet’, naar racen naar de ok?
De kraamweek thuis verliep wat Niek en mij betrof heerlijk kalm en relaxed. Nieks moeder zijn en voor hem zorgen voelt zo vertrouwd en natuurlijk en hij doet het geweldig. Maar de verloskundige die thuis langskwam, voelde goed aan dat de keizersnee me totaal niet lekker zat. Ik zou pas over vijf weken een nacontrole hebben, maar ze regelde gelijk voor me dat de arts die de operatie deed contact met me zou opnemen. De volgende dag ging de telefoon. Rietjesman. ‘Kom maar langs voor een gesprek. Je moet het verhaal compleet krijgen voor jezelf als je dit goed wilt verwerken.’
Op naar het WKZ.
Wordt vervolgd…