2018 wordt het jaar waarin de zoon gaat lopen en praten (althans… ik mag het hopen) en ik vind de weg ernaartoe zo leuk! Nu de zoon 1 is krijg ik de hele tijd ‘loopt-ie al’ en ‘praat-ie al’ en op allebei moet ik ontkennend antwoorden. Ik vind het irritant, maar ik vraag het zelf ook weleens als ik iemand spreek met een kind van 1 want ik wil lekker vergelijken (slaat nergens op, ieder kind is anders).
Hoewel het korte antwoord op ‘praat-ie al’ nee is, is dat niet het volledige antwoord. Want hij praat de hele dag door. Compleet met gezichtsuitdrukkingen en handgebaren. Dan zit hij in een van z’n boekjes te bladeren en dan verschijnt er ineens een frons op z’n gezicht en gooit hij zijn handen in de lucht. Alsof hij zegt: ‘Een konijn op een fiets? Kom op zeg!’ Maar in plaats daarvan zegt hij: kigndignmawa eeeeedadada bwuhhhhgamana.
Echt, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat: hele verhalen. En hij zingt ook. Soort van. Hij doet altijd drie klanken, gevolgd door een rust. Een beetje als Poesje mauw. ’s Ochtends in bed zit hij eigenlijk altijd: ha hu ha. He he he. Op de melodie van Poesje mauw. Het is zijn signature tune.
Hij heeft wel een paar keer woordjes gezegd, maar die zijn helaas weer verdwenen van het repertoire. (Ik wist niet dat dat kon). Hij zei een tijdje ‘psss’ voor poes. En ‘kieke’ als we kiekeboe deden. En dan niet per ongeluk maar echt vijf keer of zo, dus het was wel echt. Maar het was van korte duur want hij zegt het allebei niet meer.
Ondertussen bieden we hem genoeg taal aan. Daar hoef ik niet over na te denken, dat gaat helemaal vanzelf. Ik benoem alles, ik vraag wat het eendje doet en waar zijn neus is, ik lees voor en ik gebaar met hem (ik heb een boek over babygebaren, dat staat de taalontwikkeling niet in de weg, het helpt juist).
Ik geniet volop van het gebrabbel. Het is zo schattig. En ik kijk enorm uit naar zijn eerste échte woordjes. Ik weet gewoon dat hij slim is en heel veel snapt, dus ik denk echt dat het een kwestie is van de letters in de juiste volgorde zetten. En dat hij straks in plaats van ‘Blaaneíssuu mima schoaknné tjijf brelksj tseenjt pmoe teteedie veehmnid’ ineens zegt: ‘Mama kun je alsjeblíéft even opschieten met die boterham in stukjes snijden.’ Ik kan niet wachten.